Skip to main content

Werkgever heeft ook aanspraak op compensatie van de transitievergoeding van slapende dienstverbanden van vóór 1 juli 2015

8 juni 2022

De afgelopen jaren bestaat er veel discussie in welke gevallen een werkgever de betaalde transitievergoeding nu wel of niet gecompenseerd krijgt. Als het dienstverband van een langdurig zieke werknemer na het einde van de wachttijd (in beginsel twee jaar) wordt beëindigd en de werkgever als gevolg daarvan aan de werknemer de wettelijke transitievergoeding betaalt, compenseert het UWV deze transitievergoeding. De werkgever krijgt de betaalde transitievergoeding dan vergoed.

Niet in alle gevallen wordt de transitievergoeding gecompenseerd door het UWV. Zo schreven wij eerder al over de discussie bij compensatie van de transitievergoeding bij dienstverbanden die voor 1 juli 2015 slapend waren geworden.

Recent heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in uitkeringszaken, geoordeeld over zo’n situatie. De werkgever en het UWV stonden in deze procedure tegenover elkaar. Waar ging dit nu over?

Feiten en omstandigheden

De ex-werknemer was op 26 januari 1996 in dienst getreden bij werkgever. Op 8 april 2013 viel de ex-werknemer uit vanwege ziekte. Omdat werkgever onvoldoende re-integratie inspanningen had verricht, heeft het UWV de loondoorbetalingsverplichting van werkgever verlengd tot 3 mei 2016. Het UWV legde de werkgever dus een loonsanctie op. Anders was de loondoorbetalingsverplichting een jaar eerder al gestopt.

Op 22 augustus 2018 hebben de werkgever en de ex-werknemer een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is opgenomen dat het dienstverband per 1 september 2018 zou eindigen. Aan de ex-werknemer werd een ontslagvergoeding betaald van € 37.900,- bruto, te weten de transitievergoeding.

Op 1 april 2020 heeft de werkgever het UWV verzocht om de door werkgever aan ex-werknemer betaalde transitievergoeding te compenseren. Bij besluit van 16 juli 2020 heeft het UWV het bedrag van de compensatie op € 0,- vastgesteld. De werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV. Het UWV heeft dit bezwaar ongegrond verklaard omdat werkgever niet aan de voorwaarden voor compensatie zou voldoen. De hoogte van de compensatie was volgens het UWV op € 0,- vastgesteld omdat de vergoeding niet meer kon bedragen dan wat de werkgever verschuldigd zou zijn op de dag na het twee jaar durende opzegverbod bij ziekte. In dit geval is dat 7 april 2015. Op deze datum bestond op basis van de wet nog geen recht op een transitievergoeding. Dit recht ontstond pas op 1 juli 2015 bij invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz). Volgens het UWV doet de opgelegde loonsanctie tot 3 mei 2016 daar niets aan af.

Oordeel rechter

In eerste aanleg heeft de rechtbank beslist dat werkgever op basis van artikel 7:673e BW recht heeft op vergoeding van de betaalde transitievergoeding. Het UWV is daarop in hoger beroep gegaan. In hoger beroep heeft het UWV aangevoerd dat er weliswaar recht kan bestaan op compensatie maar dat deze € 0,- bedraagt. De tekst van de wet is volgens het UWV duidelijk. Vóór 1 juli 2015 gold de Wwz nog niet, dus kon er geen transitievergoeding verschuldigd zijn. De wettekst dient daarom te prevaleren.

De Centrale Raad van Beroep is het gelet op de tekst van artikel 7:673e van het BW, het verband tussen het eerste en tweede lid van dit artikel (het eerste lid gaat om de voorwaarden voor compensatie, het tweede lid maximeert het bedrag van compensatie), het doel van compensatie en de maximering daarvan zoals die blijkt uit de wetsgeschiedenis, niet eens met de uitleg van het UWV over de beperking van de hoogte van de compensatie. Uitgaande van de uitleg van het UWV zou artikel 7:673e lid 2 BW een extra voorwaarde voor het recht op compensatie bevatten. Deze uitleg van het UWV verdraagt zich, gelet op de context van het eerste en het tweede lid, niet met het wettelijk systeem van compensatie. De Centrale Raad van Beroep sluit zich aan bij de rechtbank. Werkgever heeft dus recht op compensatie van het bedrag van de door werkgever betaalde transitievergoeding.

De onderbouwing van hoe de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep tot dit oordeel is gekomen is juridisch nogal technisch van aard. Mocht u geïnteresseerd zijn in deze onderbouwing, dan treft u deze hieronder aan. Anders leggen wij onder de conclusie uit wat deze uitspraak eventueel voor u kan betekenen.

Onderbouwing

Sinds 1 juli 2015 is een werkgever de transitievergoeding verschuldigd als het dienstverband op initiatief van de werkgever eindigt. Dit geldt ook bij slapende dienstverbanden, te weten de dienstverbanden van werknemers die ten minste twee jaar arbeidsongeschikt zijn en voor wie de werkgever geen loondoorbetalingsverplichting meer heeft. Omdat dit als onrechtvaardig werd ervaren (werkgever had immers al twee jaar loon doorbetaald), heeft de wetgever met artikel 7:673e BW voorzien in een compensatie voor de werkgever voor de betaalde transitievergoeding.

Op basis van dat wetsartikel heeft een werkgever kort gezegd recht op compensatie als de arbeidsongeschiktheid ten minste twee jaar heeft geduurd en de werkgever een transitievergoeding verschuldigd was. In dit geval heeft werkgever dus recht op compensatie. Partijen verschillen van mening over welk bedrag gecompenseerd zou moeten worden.

De wet bepaalt namelijk in het tweede lid van artikel 7:673e BW dat de compensatie gelijk is aan de vergoeding die de werkgever aan de werknemer heeft betaald, met dien verstande dat de compensatie niet meer bedraagt dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de eerdergenoemde termijn van twee jaar. Op basis van de wet kan niet worden aangenomen dat de hoogte van de compensatie mede bepaald zou moeten worden door de duur van de loonsanctie. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt ook dat een loonsanctie buiten beschouwing wordt gelaten bij de berekening van de hoogte van de compensatie.

De dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar (de wachttijd) ligt op 7 april 2015. Dit is voor inwerkingtreding van de Wwz en dus voor het moment dat een transitievergoeding betaald zou moeten worden. Dat er voor 1 juli 2015 nog geen verschuldigdheid was van de transitievergoeding, betekent niet dat de compensatie ook € 0,- is. Dat blijkt niet uit artikel 7:673e lid 2 BW en zou er ook op neerkomen dat in dit geval, waar het gaat om de hoogte van de compensatie, een werkgever alsnog categorisch wordt uitgesloten van vergoeding terwijl hier wel recht op bestaat. Uit de wet en parlementaire geschiedenis kan niet worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd om gevallen waarin het einde van het opzegverbod van twee jaar bij ziekte voor 1 juli 2015 lag en de beëindiging van het dienstverband erna, uit te sluiten van compensatie.

Conclusie

De werkgever heeft in dit geval dus gewoon recht op compensatie van het UWV van de door werkgever aan de ex-werknemer betaalde transitievergoeding. De civiele rechter moet zich nog verder uitspreken over de verplichting van een werkgever om op verzoek van een langdurig zieke werknemer in te stemmen met een beëindiging van slapende dienstverbanden onder toekenning van de transitievergoeding. Ook hierbij speelt de discussie in welke situaties een werkgever wel of niet verplicht is aan beëindiging mee te werken. Deze uitspraak van de centrale Raad van Beroep zal wellicht van invloed zijn op de nog te wijzen uitspraken van de civiele rechter.

Zo kan het zijn dat u naar aanleiding van deze uitspraak als werkgever meer verzoeken zult ontvangen van langdurig arbeidsongeschikte werknemers om de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding. Omgekeerd kan het zijn dat u als werkgever in meer gevallen de door u betaalde transitievergoeding aan ex-werknemers krijgt gecompenseerd. Wellicht kunt u daardoor meer slapende dienstverbanden beëindigen dan u tot nu doet of hebt gedaan.

We houden het in de gaten voor u!

Gepubliceerd op LinkedIn, 8 juni 2022

Nieuws & Kennis

AlgemeenWorkshops en opleidingen
11 oktober 2022

LUSTRUM – WVO EVENT 2024!

JTVCc2hvd3NjYXRzJTVEHoud deze pagina in de gaten, nadere informatie volgt.
AlgemeenArbeidsrechtVera Voogt-Prijn
19 april 2024

Dilemma vrijdag : Het doen van grensoverschrijdende en racistische uitlatingen door de werknemer tijdens het geven van een cursus, wel of geen ontslag op staande voet?

JTNDaDMlMjBzdHlsZSUzRCUyMmNvbG9yJTNBJTIwJTIzMDA4YzliJTNCJTIyJTNFJTVCcG9zdF9wdWJsaXNoZWQlNUQlM0MlMkZoMyUzRQ==JTVCc2hvd3NjYXRzJTVENee, geen ontslag op staande voet in deze specifieke zaak volgens de kantonrechter. De werknemer in kwestie heeft in meerdere…
AlgemeenArbeidsrechtPascal WillemsSociale zekerheid
16 april 2024

Law Talk 95: Special met Natascha Schenk: over jobcarving en de verplichting om een passende functie te creëren

JTNDaDMlMjBzdHlsZSUzRCUyMmNvbG9yJTNBJTIwJTIzMDA4YzliJTNCJTIyJTNFJTVCcG9zdF9wdWJsaXNoZWQlNUQlM0MlMkZoMyUzRQ==JTVCc2hvd3NjYXRzJTVEIn deze aflevering van Law Talk gaan mr. Pascal Willems en "special guest" mr. Natascha Schenk in op de vraag…