Skip to main content

Bouwbedrijven (en opdrachtgevers) opgelet: Hoge Raad doet uitspraak over ‘meerwerk’

25 juli 2022

Bij bouwprojecten komt het regelmatig voor dat sprake is van ‘meerwerk’. Hiervan is o.a. sprake wanneer de opdrachtgever (de klant) veranderingen of toevoegingen aan bouwwerkzaamheden wil, dan in eerste instantie met de aannemer (het bouwbedrijf) zijn afgesproken. Dit brengt vaak extra kosten met zich mee. Deze kosten kunnen soms tot discussies leiden. Met name wanneer de hoogte van deze kosten vooraf niet voor de opdrachtgever (geheel) duidelijk zijn.

Onlangs heeft de Hoge Raad hierover meer helderheid gegeven (ECLI:NL:HR:2022:989). Wat was er aan de hand?

De opdracht
Kort gezegd, had deze zaak betrekking op het maken van zogenaamde raatliggers (stalen balken). De aannemer bracht hiervoor een offerte uit; een bedrag ter hoogte van € 9.000,-. De opdrachtgever ging hiermee akkoord.

Vervolgens wilde de opdrachtgever dat deze raatliggers door de aannemer ook zouden worden bewerkt. De opdracht werd dus uitgebreid. Immers, de raatliggers moesten door de aannemer worden gemaakt én worden bewerkt. Dit was akkoord. De aannemer is hiertoe overgegaan.

De facturen
De aannemer heeft twee facturen gezonden. De eerste factuur had betrekking op de offerte (het maken van de raatliggers), namelijk een bedrag van € 9.000,-. De tweede factuur had betrekking op het ‘meerwerk’ (het bewerken van de raatliggers), namelijk een bedrag van ruim € 42.000,-.

De eerste factuur werd door de opdrachtgever betaald. De opdrachtgever weigerde echter om de tweede factuur te voldoen. De opdrachtgever vond deze tweede factuur (de kosten van het meerwerk) veel te hoog. Dit bedrag was niet eerder kenbaar gemaakt. In een e-mail deelde de opdrachtgever aan de aannemer mee:

““(…) Al met al heb ik de liggers bekeken en wil ik er natuurlijk goed uitkomen met jullie. Nu ik de definitieve tekeningen gezien heb snap ik wel dat jullie het voor het bedrag van € 9.000,- niet kunnen maken. Echter vind ik de hoogte van de factuur die we nu hebben ontvangen ook nergens op slaan. (…)”

Tussen partijen ontstond hierover dus discussie. De zaak werd uiteindelijk voorgelegd aan de Hoge Raad. Wat oordeelde de Hoge Raad?

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het wetsartikel over ‘meerwerk’ besproken, namelijk artikel 7:755 BW. Dit artikel bepaalt:

“dat in geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen”

Kort gezegd, vond de opdrachtgever dat de aannemer hem niet tijdig had gewezen op deze prijsverhoging, namelijk een bedrag van ruim € 42.000,-.

De aannemer heeft evenwel een beroep op bovenstaande ’tenzij-bepaling’ gedaan. Had de opdrachtgever de noodzaak van deze prijsverhoging uit zichzelf moeten begrijpen?

De Hoge Raad vond van wel. In de voorliggende procedure bij het gerechtshof was al vastgesteld dat de opdrachtgever deze noodzaak begreep. Dit bleek al uit bovenbeschreven e-mail.

De Hoge Raad oordeelde daarbij dat het niet van belang is of de opdrachtgever ook inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel in de (concreet) te verwachten meerkosten. Artikel 7:755 BW bepaalt immers alleen dat de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. De Hoge Raad heeft daarbij nog verwezen naar de wetsgeschiedenis. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met deze bepaling is beoogd duidelijk te maken dat toestemming tot meerwerk niet zonder meer toestemming tot prijsverhoging impliceert. In dat opzicht heeft de wetgever de opdrachtgever bescherming willen bieden, maar niet meer dan dat.

De Hoge Raad vond dan ook dat het aan de opdrachtgever is om zich – nadat hij tijdig door de aannemer is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging of indien hij die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen – zelf contact met de aannemer opneemt over de omvang van de prijsverhoging. Vervolgens is het aan de opdrachtgever om te beslissen of hij een opdracht tot dit meerwerk aan de aannemer wil geven.

In deze omstandigheden wordt dus een proactieve houding van de opdrachtgever verlangd. Door deze uitspraak mag een opdrachtgever dus stilzitten, maar moet hij zelf navraag over de prijsstijgingen doen.

De opdrachtgever moest de tweede factuur betalen.

Gepubliceerd op LinkedIn, 25 juli 2022

Nieuws & Kennis

AlgemeenWorkshops en opleidingen
24 juli 2025

ZW ERD voor bedrijfsartsen en arbeidsdeskundigen: do’s and don’ts

JTVCc2hvd3NjYXRzJTVEBen jij arbeidsdeskundige of (bedrijfs)arts en werk je met Ziektewetdossiers voor een werkgever die eigenrisicodrager is (ERD-ZW)? Dan weet je…
AlgemeenArbeidsrechtNatascha SchenkToonaangevend in Arbeid en VerzuimZiekte en verzuim
15 september 2025

Wat ZW-eigenrisicodragers moeten weten over ziekmeldingen met terugwerkende kracht

JTNDaDMlMjBzdHlsZSUzRCUyMmNvbG9yJTNBJTIwJTIzMDA4YzliJTNCJTIyJTNFJTVCcG9zdF9wdWJsaXNoZWQlNUQlM0MlMkZoMyUzRQ==JTVCc2hvd3NjYXRzJTVEEen ziekmelding met terugwerkende kracht. Het is zeker voor ZW eigenrisicodragers vaak een doorn in het oog. Maar hoe zit…
AlgemeenArbeidsrechtDilemma VrijdagRechtspraakSamantha Kranenburg
12 september 2025

𝐃𝐢𝐥𝐞𝐦𝐦𝐚 𝐯𝐫𝐢𝐣𝐝𝐚𝐠 😎: 𝐖𝐚𝐧𝐧𝐞𝐞𝐫 𝐢𝐬 𝐢𝐞𝐦𝐚𝐧𝐝 𝐞𝐜𝐡𝐭 𝐯𝐫𝐢𝐣𝐰𝐢𝐥𝐥𝐢𝐠𝐞𝐫 𝐞𝐧 𝐰𝐚𝐧𝐧𝐞𝐞𝐫 𝐢𝐬 𝐞𝐫 𝐭𝐨𝐜𝐡 𝐬𝐩𝐫𝐚𝐤𝐞 𝐯𝐚𝐧 𝐞𝐞𝐧 𝐚𝐫𝐛𝐞𝐢𝐝𝐬𝐨𝐯𝐞𝐫𝐞𝐞𝐧𝐤𝐨𝐦𝐬𝐭 𝐦𝐞𝐭 𝐚𝐥𝐥𝐞 𝐛𝐢𝐣𝐛𝐞𝐡𝐨𝐫𝐞𝐧𝐝𝐞 𝐫𝐞𝐜𝐡𝐭𝐞𝐧, 𝐳𝐨𝐚𝐥𝐬 𝐥𝐨𝐨𝐧 𝐞𝐧 𝐨𝐧𝐭𝐬𝐥𝐚𝐠𝐛𝐞𝐬𝐜𝐡𝐞𝐫𝐦𝐢𝐧𝐠?

JTVCc2hvd3NjYXRzJTVE𝐉𝐮𝐫𝐢𝐝𝐢𝐬𝐜𝐡 𝐤𝐚𝐝𝐞𝐫 Het verschil tussen een vrijwilliger en een werknemer zit in drie wettelijke criteria (art. 7:610 BW): er moet…