Mag UWV de beslistermijnen wel verdubbelen?
Het UWV heeft op 1 december 2025 bekend gemaakt dat zij per 1 januari 2026 de beslistermijn standaard verlengen van acht naar zestien weken. Dit geldt niet voor alle beslissingen van het UWV. Het gaat alleen over WIA-zaken waarin het UWV een eindewachttijdbeslissing moet nemen (na 104 weken ziekte) of waarin beslist moet worden op een herbeoordelingsverzoek. Hoewel deze verlengde beslistermijn niet helemaal uit de lucht komt vallen, roept het wel een aantal vragen op, waarvan de belangrijkste wellicht is: mag het UWV de beslistermijn eenzijdig verlengen?
Kamerbrief 11 juni 2025
In de Kamerbrief van 11 juni 2025 schreef minister van Hijum al:
“Vanaf 1 januari 2026 zal UWV – binnen de wettelijke kaders – de beslistermijnen standaard verlengen van 8 naar 16 weken. Ik ben mij er bewust van dat dit een ongemakkelijke boodschap is. Echter, gezien de huidige stand van zaken op de mismatch en oplopende dwangsommen, zie ik mij hiertoe genoodzaakt. Ik voel mij hierin gesteund door een aantal recente rechtelijke uitspraken waarbij ook de rechtelijke macht meer tijd geeft aan UWV om te beslissen voordat dwangsommen worden verbeurd. … UWV gaat met de verlenging van beslistermijnen zo optimaal mogelijk gebruik maken van de ruimte die de wetgeving biedt.”
Wettelijke kaders
Minister van Hijum sprak in juni 2025 dus al over de wettelijke kaders en dat verlenging van de beslistermijn daar in zou passen. Ook in het persbericht van het UWV wordt daarover gesproken:
“Daarom verlengt UWV – in samenspraak met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) binnen de kaders van de Algemene wet bestuursrecht – per 1 januari 2026 tijdelijk de beslistermijn …”
Maar wat zeggen die kaders dan? Artikel 102 lid 3 Wet WIA spreekt over een beslistermijn van acht weken. Dit heeft de wetgever een redelijke termijn gevonden. Dit is in overeenstemming met artikel 4:13 lid 2 Awb.
Opschorting beslistermijn
In de Wet WIA staat verder dat als de beslissing niet binnen acht weken kan worden afgegeven, het UWV daarover bericht moet geven en daarbij moet vermelden wanneer zij de beslissing dan wel kunnen nemen. Daarbij moet het UWV “een zo kort mogelijke termijn” nastreven. Dat staat in artikel 102 lid 5 Wet WIA.
In artikel 4:15 lid 2 Awb is verder te lezen dat het UWV de beslistermijn mag opschorten:
- gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd;
- zolang de vertraging aan de aanvrager kan worden toegerekend; of
- zolang het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een beschikking te geven.
In individuele situaties zou dus afgeweken kunnen worden van de wettelijke termijn van 8 weken (artikelen 4:14 en 4:15 AWB) maar die artikelen bieden niet zonder meer grondslag voor een algehele (generieke) verdubbeling van de termijn tenzij er bijvoorbeeld sprake is van overmacht. Bovendien wordt niet uitgelegd waarom een verdubbeling redelijk is en in hoeverre beslissingen wel binnen die termijn genomen kunnen worden.
Overmacht
Hoewel de achterstanden bij het UWV voor grote problemen zorgen, kun je twisten over de vraag of hier sprake is van overmacht. Dit probleem speelt immers al jaren. Bij de juridische uitleg van dit artikel en de term overmacht wordt vaak gezegd dat het moet gaan om “een onmogelijkheid om te beslissen die veroorzaakt wordt door abnormale en onvoorziene omstandigheden buiten toedoen van het bestuursorgaan zelf en die ook buiten zijn risicosfeer liggen.”
Onduidelijk
Het lijkt dus niet voor de hand te liggen dat het UWV gebruik maakt van de “overmacht” clausule in de Awb. Maar wat is dan de juridische grondslag? Dat is nog onduidelijk. In de Kamerbrief van 11 juni 2025 wordt daarover niet gesproken en ook in de recente persberichten niet. Er zou weliswaar overleg zijn geweest met het ministerie, maar daarmee is niet per definitie een juridische grondslag gegeven.
Buitenwettelijk?
De gang van zaken is daarmee op zijn minst opvallend te noemen. Als er een juridische grondslag is, zou die genoemd moeten worden. Het niet noemen ervan, wekt de indruk dat het UWV en het ministerie (opnieuw) de randjes van het toelaatbare opzoeken of daar zelfs overheen gaan. Dat is overigens niet de eerste keer: de 60+ regeling past niet in de wet en ook met het beleid met betrekking tot de prioritering van deskundigenoordelen en de termijn waarbinnen die worden afgegeven worden, wordt afgeweken van de termijnen die in de wet SUWI worden genoemd voor het afgeven van een deskundigenoordeel (2 weken).
Hoe nu verder?
We houden de berichten van het UWV en het ministerie de komende tijd goed in de gaten om te kijken of deze onduidelijkheid wordt opgehelderd. Wordt de juridische grondslag niet duidelijk? Dan adviseren wij onze klanten graag over de mogelijke vervolgstappen. Een procedure bij de rechtbank is dan zeker niet uitgesloten. Het is dan aan de rechtbank te beoordelen of de verlenging van de beslistermijn houdbaar is.
Mr. Natascha Schenk
Mr. Pascal Willems
Gepubliceerd op LinkedIn, 3 december 2025
Nieuws & Kennis

