Skip to main content

Roken in de pauze

12 juni 2018

Roken in de pauze

Sinds 1 januari 2004 is in de Tabakswet geregeld dat werknemers recht hebben op een rookvrije werkplek. Je zou zeggen dat dit inmiddels overal goed is geregeld. Maar recent verschenen er diverse berichten in de media over roken in gevangenissen. Want waar moet dat roken plaatsvinden? En moeten werkgevers rookpauzes voor rokende werknemers toestaan?

In De Telegraaf van 18 april 2018 stond een artikel met de kop “Tabaksrook tergt cipiers”. In dat artikel wordt aangegeven dat vakbond FNV wil dat de Dienst Justitiële Inrichtingen, waar de gevangenissen onder vallen, maatregelen neemt om een rookvrije werkomgeving voor cipiers te creëren. Daar hebben zij op grond van de Tabakswet toch recht op? Cipiers worden namelijk geconfronteerd met de sigarettenrook van de “bewoners” van de gevangenissen, de gedetineerden. Voor die gedetineerden geldt echter dat zij het recht hebben om te roken in hun cel, dat is immers hun privéruimte. En zij hebben een (Europees) grondrecht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Het recht van de gedetineerden om te roken botst hier dus met het recht van de cipiers om niet te worden blootgesteld aan tabaksrook. Daar moet Justitie iets aan doen, vindt het FNV. Op zichzelf is dat geen vreemde redenering. Maar het moment waarop dit bericht verschijnt en FNV actie onderneemt, is wel opvallend.

Gewijzigd rookbeleid
Op 21 februari 2018 heeft de kantonrechter in Den Haag namelijk een uitspraak gedaan over een gewijzigd rookbeleid in de gevangenis van Zaanstad. De directie van de gevangenis in Zaanstad had een nieuw rookbeleid opgesteld en dat in juni 2016 ter instemming voorgelegd aan de Tijdelijke Commissie Medezeggenschap (TCM). Na een aantal aanpassingen heeft de TCM een instemmend advies gegeven aan de centrale ondernemingsraad voor dit rookbeleid. Het (nieuwe) rookbeleid komt in het kort neer op een rookverbod voor medewerkers. Roken tijdens de pauze is toegestaan op nog aan te wijzen luchtplaatsen/patio’s en op de openbare weg voor het complex. De centrale ondernemingsraad heeft de kwestie verwezen naar het overleg tussen de directie van de gevangenis in Zaanstad en de inmiddels ingestelde ondernemingsraad. Die ondernemingsraad weigerde echter instemming te geven. De bezwaren van de raad waren met name gericht tegen het besluit om enkele luchtplaatsen (als er geen gedetineerden aanwezig zijn) en de openbare weg voor het gebouw aan te wijzen als plaatsen waar roken is toegestaan. En tegen het besluit om de medewerkers alleen toe te staan te roken tijdens de onbetaalde 30 minuten pauze en niet meer tussendoor tijdens de werkzaamheden. De ondernemingsraad meende dat roken ook mogelijk moet zijn buiten de vastgestelde pauzes. En dat het (mede daarom) nodig was meer rookplekken aan te wijzen. Saillant detail: al in 2009 waren negen(!) rookruimten binnen de gevangenis in Zaanstad ingericht die nooit in gebruik zijn genomen.

Rookplekken
De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een vastgesteld (rook)beleid, waardoor de ondernemingsraad een instemmingsrecht heeft ex artikel 27 lid 4 Wet op de ondernemingsraden. Indien de ondernemingsraad geen instemming geeft, kan de kantonrechter vervangende toestemming geven. Die toestemming kan de kantonrechter alleen geven als de beslissing van de ondernemingsraad om geen instemming te geven, onredelijk is. Of als de gevangenis de voorgenomen besluiten neemt vanwege zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Wanneer is de beslissing van de ondernemingsraad onredelijk? Als de argumenten van de gevangenisdirectie voor de voorgenomen besluiten zwaarder wegen dan die van de ondernemingsraad voor het onthouden van zijn instemming. De kantonrechter oordeelt dat het niet onredelijk is van de ondernemingsraad dat hij niet heeft ingestemd met het besluit om slechts enkele plekken als rookruimten aan te merken. De gevangenis heeft als werkgever de verplichting om de blootstelling aan tabaksrook van medewerkers zo veel mogelijk te voorkomen. Omdat de gedetineerden op cel mogen roken, kan de gevangenis dat niet helemaal voorkomen. Maar op de plekken waar roken is toegestaan, kan zij dat wel. De plekken die aangemerkt zijn in het beleid om te roken, zijn patio’s waar ook niet-rokende medewerkers kunnen komen. Daardoor kunnen die laatsten worden blootgesteld aan tabaksrook. Dat is niet zo in de rookruimten. Maar die worden niet aangemerkt als rookplekken in het beleid waarvoor de ondernemingsraad om instemming is gevraagd. Daarom is het niet onredelijk dat de ondernemingsraad voor dit deel van het voorgenomen besluit geen instemming heeft gegeven.

Rookpauzes
Het tweede deel van het voorgenomen besluit hield in dat medewerkers alleen nog tijdens de (onbetaalde) lunchpauze van 30 minuten mochten roken en niet meer tussendoor. Ook dat deel van het besluit vond de ondernemingsraad niet redelijk. De raad wilde niet zozeer extra pauzes voor rokers. Hij wilde dat rokende medewerkers tijdens hun dienst de gelegenheid krijgen om tweemaal even te gaan roken, in goed overleg met hun collega’s en als het werk het toelaat. De kantonrechter oordeelt dat de ondernemingsraad vergeet dat de rokende medewerker, als hij even mag gaan roken, wordt ontheven van het verrichten van werkzaamheden. En aldus een extra pauze heeft. Dat is niet billijk voor de niet-rokende collega’s. Want zij moeten tijdens de rookpauze(s) van hun rokende collega’s de taken van die collega’s overnemen, terwijl zij zelf geen aanspraak kunnen maken op een (of twee) rookpauze(s). Als werkgever mag de gevangenis daaraan niet voorbij gaan, ook als de niet-rokende medewerkers hierover geen klachten hebben geuit. Daarnaast voert JC Zaanstad met recht aan dat, als de rookpauze wordt overgelaten aan de medewerkers, er geen overzicht is van de op een bepaalde plek aanwezige medewerkers. Hierdoor kan de handhaving van de orde en de veiligheid in het gedrang komen. Het belang van JC Zaanstad om roken alleen toe te staan tijdens de (reguliere) onbetaalde pauze vindt de kantonrechter zwaarder wegen dan het belang van de ondernemingsraad. Om die reden geeft de kantonrechter voor dit deelbesluit wel vervangende toestemming.

Uitzonderingen
Overigens geldt het recht op een rookvrije werkplek niet altijd overal. In het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek heeft de minister uitzonderingen gemaakt voor een rookvrije werkplek, onder andere in de horeca. Toen een medewerker van Holland Casino in 2007 met een beroep op de Tabakswet een rookvrije werkplek eiste, oordeelde de kantonrechter (Kantonrechter Groningen 15-05-2007, ECLI:NL:RBGRO: 2007:BA5126) dat Holland Casino terecht een beroep deed op het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek. En dat de medewerker dus geen recht had op een rookvrije werkplek. De rechter woog daarin mee dat de werknemer destijds bewust voor de functie had gekozen in de wetenschap dat hij rookoverlast moest accepteren als daarbij behorend. En ook dat hem een andere, passende functie op een geheel rookvrije werkplek was aangeboden. In een andere uitspraak van de kantonrechter Amsterdam (JAR 2007, 235: Ktr. Amsterdam, 09-08-2007, nr. KK07-574) vorderde de werknemer van een opvanghuis voor daklozen eveneens een rookvrije werkplek. Het opvangtehuis stond nog niet op een lijst van organisaties die uitgezonderd waren van de verplichting om een rookvrije werkplek te bieden. Het tehuis was daar echter wel mee bezig. Onder die omstandigheden werd de vordering van de werknemer voorwaardelijk toegewezen, namelijk als de werkgever niet op de uitzonderingslijst terecht zou komen. Het feit dat een werknemer een rookvrije werkplek wil is op zichzelf geen reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst (Kantonrechter Rotterdam, 11-12-2007, JAR 2008, 66), tenzij dit de arbeidsovereenkomst onuitvoerbaar maakt. In de praktijk lukt het werkgevers en werknemers over het algemeen prima om gezamenlijk een rookvrije werkplek te creëren.

Conclusie
In het huidige regeerakkoord staat dat de regering streeft naar een rookvrije samenleving. Toch kunnen we er niet aan voorbijgaan dat er mensen zijn die roken. En dat zij dat – binnen bepaalde grenzen – kunnen blijven doen zolang er geen totaal rookverbod bestaat. Uit de uitspraak van de kantonrechter in Den Haag blijkt dat werkgevers in elk geval geen (extra) rookpauzes voor rokende werknemers hoeven toe te staan. Wel mogen werknemers tijdens hun eigen (onbetaalde) pauzes roken op daartoe aangewezen rookplekken. Het is belangrijk dat de werkgever ervoor zorgt dat andere werknemers niet op die plek aanwezig hoeven te zijn, omdat ze dan alsnog worden blootgesteld aan tabaksrook. Het gebruik van speciale rookplekken of -ruimtes met afzuiging is daarvoor een optie, maar er zijn ook andere oplossingen denkbaar. In elk geval is het opstellen van een rookbeleid een belangrijke eerste stap. En dat vereist een goede afstemming, inclusief instemming van de ondernemingsraad. Wat dat betreft heeft het FNV gelijk in haar streven naar een “zo rookvrij mogelijke werkplek voor cipiers”. Al is het opvallend dat dat bericht pas in de media verschijnt nadat de kantonrechter eerst geen toestemming heeft gegeven voor extra rookpauzes voor rokende cipiers.

Gepubliceerd in: Vakblad Arbo nr 6 2018, Vakmedianet.

Nieuws & Kennis

AlgemeenWorkshops en opleidingen
11 oktober 2022

LUSTRUM – WVO EVENT 2024!

JTVCc2hvd3NjYXRzJTVEHoud deze pagina in de gaten, nadere informatie volgt.
AlgemeenArbeidsrechtSamantha Kranenburg
29 maart 2024

Dilemma vrijdag: Werknemer A stuurt naar de werkgever een e-mail waarin hij klaagt over werknemer B. Ben je verplicht om werknemer B inzage te geven in de e-mail?

JTNDaDMlMjBzdHlsZSUzRCUyMmNvbG9yJTNBJTIwJTIzMDA4YzliJTNCJTIyJTNFJTVCcG9zdF9wdWJsaXNoZWQlNUQlM0MlMkZoMyUzRQ==JTVCc2hvd3NjYXRzJTVEIn eerste instantie zou je zeggen van niet, want werknemer A moet immers vrij kunnen klagen en heeft ook recht…
AlgemeenArbeidsrechtJanna van der Kamp
28 maart 2024

Niet op tijd klagen; word je dan overgeslagen?

JTNDaDMlMjBzdHlsZSUzRCUyMmNvbG9yJTNBJTIwJTIzMDA4YzliJTNCJTIyJTNFJTVCcG9zdF9wdWJsaXNoZWQlNUQlM0MlMkZoMyUzRQ==JTVCc2hvd3NjYXRzJTVEIn het Nederlandse recht kennen we de klachtplicht. Artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser geen beroep meer kan doen…